Parijs werd nog eens bezet door de Engelsen. Hun vertrek was opnieuw aanleiding tot een ongekende bouwwoede. Daarvan getuigen nu nog de Pont Neuf, het Hôtel des Invalides en de tuinen van Luxemburg.
Voor de Franse Revolutie (1789) meden de Franse koningen de hoofdstad. Ze bouwden hun luxueuze residenties buiten de stad. De talrijke kastelen rond Parijs zijn hiervan een mooi voorbeeld, met als hoogtepunt het kasteel van Versailles. Ook de Zonnekoning verbleef niet graag in het onveilige en vuile Parijs. Straten waren open riolen en hygiëne was dan ook ver te zoeken.
Het was Napoleon III die hierin verandering bracht. Hij opwaardeerde Parijs terug tot de residentie van de nieuwe bevelhebbers van Frankrijk. In 1850 was de stad al zes keer uitgebreid met nieuwe Faubourgs of dorpen. De naam Faubourg zal dikwijls nog opduiken in namen van straten en wijken.
Rond 1860 ging Baron Haussmann, de grote stedenbouwkundige van Napoleon III, de wilde groei van Parijs tegenhouden. Haussmann gaf Parijs brede elegante boulevards. Hierdoor heeft hij wel belangrijke historische gebouwen en monumenten vernietigd. Deze grote boulevards maken het vandaag wel mogelijk dat het verkeer op sommige ogenblikken kan rijden.
Een zwarte bladzijde in de geschiedenis van Parijs vind je bij de Commune-opstand. Frankrijk had zonet de oorlog tegen de Pruisen verloren. Niettegenstaande Parijs was gevrijwaard gebleven kwamen de inwoners in opstand tegen de revolutionaire regering met zetel in Versailles. Parijs wou ook meer zelfstandigheid. De opstand werd op 28 mei 1871 op bloedige manier door de regeringstroepen tenietgedaan op het kerkhof van Père-Lachaise. In totaal zouden hierbij 20 000 inwoners het leven laten, veelal bij georganiseerde executies en minder bij gevechten.