Wijnbouwgebieden
Zoals je wellicht weet is de benaming 'Champagne' zeer strikt gereglementeerd. Er zijn vier champagnegebieden waarvan er drie rond Reims en Epernay liggen. De vierde ligt ten zuiden van Troyes. De totale oppervlakte aan wijngaarden beslaat ongeveer 17.000 ha.
De bodem in de Champagnestreek bestaat uit klei met kiezels als bovengrond, ideaal om de warmte van overdag op te slaan en 's nachts de voeten van de wijnstokken warm te houden. Onder de laag klei zit er een diepe krijtlaag, waarin wel 200 km aan gangen is gegraven om de champagnewijnen op te slaan. In deze ondergrondse lagen is er een constante temperatuur van 11°C.
De productie van Champagne
Voordat een wijn de naam Champagne mag dragen moet die aan veel voorwaarden voldoen: regio en bodem, wijnstokken, onderhoud van de wijngaarden, maximum opbrengst per hectare, minimum aan alcoholgehalte, productieprocédé, ... Ongeveer een derde van de champagne wordt gemaakt van witte druiven (Chardonnay) en is te vinden in de prestigieuze wijngaarden ten zuiden van Epernay. Deze champagnes noemt men de Blanc de Blancs. De overige champagne wordt gemaakt van blauwe druiven (Pinot Noir en de Pinot Meunier), deze zijn te vinden in de vallei van de Marne en de Montagne de Reims.
Elk gebied in de Champagne krijgt een quotering volgens de kwaliteit van de geleverde druiven. Zo krijg je 'grands crus', 'premiers crus', enz. De champagnehuizen mengen verschillende crus om zo hun specifieke smaak jaar na jaar te behouden. Soms worden er ook verschillende jaren door elkaar gemengd. Wanneer je een champagne ziet die de naam 'Millésimé' draagt dan is deze gemaakt uit druiven die in hetzelfde jaar zijn geoogst. Dit is alleen mogelijk bij uitzonderlijk goede wijnjaren.
Na de eerste gisting in vaten krijgt de wijn gist en kandijsuiker toegevoegd en gaat de fles voor de tweede gisting. Hierbij wordt er koolzuurgas geproduceerd die in de fles blijft en voor de de bekende belletjes zorgt in de champagne. De druk kan oplopen tot 6 bar, daarom zijn de champagneflessen stevig gemaakt. Als de suikers verbruikt zijn vormt er zich een bezinksel. Dit bezinksel moet men naar de flessenhals brengen. Deze activiteit noemt men het 'remueren'. De flessen zitten dan in een pupiter en worden door een werknemer dagelijks een achtste gedraaid waarbij de hellingsgraad lichtjes wordt gewijzigd, gedurende 5 à 6 weken. Zo'n persoon kan tot wel 40.000 flessen per dag draaien. Tegenwoordig gebeurt dit echter vaak door robots, die de flessen mechanisch remueren.