Je zal in de teksten vaak lezen over hoogstam en laagstammige fruitbomen. Maar waarom het bestaan ervan eigenlijk?Nadat de Romeinen tijdens hun verblijf in Haspengouw de eerste fruittelers waren, kwam pas veel later in de tweede helft van de 18de eeuw de bedrijvigheid in de fruitsector goed op gang. De boeren hadden in hun weiden hun vee staan terwijl boven de dieren aan de hoge bomen het fruit groeide.
In het begin van de 20ste eeuw kende de fruitteeltsector een ware boost. Het economische belang steeg enorm zeker sinds men kunstmeststoffen en bestrijdingsmiddelen ging gebruiken om de natuur een handje te helpen. Vanaf 1930 begon men te experimenteren met laagstamplantages. Het grote voordeel lag hem hierin dat er aan intensievere teelt kon worden gedaan met dus hogere opbrengsten en het fruit makkelijker te oogsten was.
Toen de Europese Gemeenschap eind zestiger jaren van de 20ste eeuw een rooipremie invoerde om overproductie tegen te gaan, brak er zowaar een crisis uit in de fruitteeltsector. Vele hoogstamboomgaarden moesten eraan geloven en maakten plaats voor weilanden en akkers.
Al snel bleek dat laagstamteelt een meer regelmatige dracht voortbracht, sneller vruchten opleverde en dus een betere opbrengst. Nadeel van laagstam is evenwel dat de bomen gevoeliger zijn voor ziekten en de levensduur van de fruitboom zo’n 15 jaar bedraagt. Een hoogstamboom kan wel tot meer dan 100 jaar oud worden. Toch is hoogstam zo goed als verdwenen. Het lijkt alsof de overblijvers meer als nostalgisch natuurerfgoed in ere worden gehouden.
Fruittelers hebben het niet altijd makkelijk. Zo hangen zij natuurlijk in grote mate af van de klimatologische omstandigheden. Maar de bomen moeten ook beschermd worden tegen insecten, vogels en nachtvorst. Middelen als ecologische bestrijdingsmiddelen, installaties voor nachtvorstberegening, netten en warmtekanonnen worden daartoe ingezet.