In de 12e tot de 14e eeuw kende men een feodale staat zoals hier bij ons, waarbij de kleine man de dupe was. Dikwijls kwamen de Denen tussenbeide om familietwisten een handje te helpen en meteen voelden ze zich baas over het zuidelijke Zweden. In 1397 kwam er een soort unie van Scandinavische landen, maar Denemarken zag nog niet in dat ze Zweden moesten verlaten. Tot op 6 juni 1523 Gustav Vasa tot koning van Zweden werd gekroond en de Denen definitief buiten werden gegooid.
De Nobelprijzen
Op 10 december worden in het Stadhuis (Stadshuset) de Nobelprijzen uitgereikt. De grote geldbedragen zijn afkomstig uit de rente van het vermogen van de Zweedse grootindustrieel Alfred Nobel (1833-1896), de uitvinder van het dynamiet. Aanvankelijk waren er vijf Nobelprijzen : literatuur, medicijnen, natuurkunde, scheikunde en de vrede (deze laatste heeft zijn uitreking in Oslo), maar in 1969 kwam er ook de Nobelprijs voor economie bij, ingesteld door de Zweedse Centrale Bank ter gelegenheid van haar driehonderjarig bestaan.
Sociaal
Zweden is een zeer welvarend land met een hoge levensstandaard, de meeste mensen beschikken over een comfortabel huis, een auto, een boot en een zomerhuisje. Kenmerkend zijn de degelijke en uitgebreide voeding, de sociale zekerheid, de goede volksgezondheid, veel vrije tijd, de culturele en recreatieve voorzieningen. Maar de laatste tijd heeft ook Zweden te kampen met een groeiende werkloosheid en ernstige economische problemen.
Godsdienst
Het overgrote deel van de bevolking is Lutheraans protestant. Dit komt omdat Koning Gustav Vasa het lutheranisme tot staatsgodsdienst maakte. Deze protestantse kerk is nog steeds een staatsinstelling, gesubsidieerd door de Zweedse belastingbetaler.
De staat en het Koningshuis
Tot in de 19e eeuw werd de loop van de geschiedenis bepaalt door de koning. In 1720 probeerde men die macht al te beperken maar slaagden daar niet in, toch was het parlement gesticht en kon de Koning daar niet naast. In 1810 werd één van Napoleons maarschalken Bernadotte tot kroonprins benoemd omdat de vorige koning kinderloos was. In 1818 werd het koningshuis bezet door de familie Bernadotte. In 1865 werd de Rijksdag hervormd en voerde men het tweekamerstelsel in, waarvan de leden gekozen werden. In 1918 werd het algemeen kiesrecht ingevoerd voor zowel mannen als vrouwen en twee jaar later werd de eerste verkozen regering geïnstalleerd. In 1971 werd de eerste kamer afgeschaft en in 1975 werd de functie van de Koning alleen nog zuiver representatief, want zijn enige functie, de regeringsformateur aanstellen werd hem dan ook afgenomen.