De abdij van Sénanque in Provence ligt verlaten en is op haar mooist als de lavendel in bloei staat tussen half juni en half augustus. Als de zon schijnt krijg je hier idyllische plaatjes. Deze bezienswaardigheid heeft geen vast rondleidingschema, maar in het toeristisch seizoen zijn er normaal meerdere rondleidingen per dag. Een rondleiding duurt één uur. Wel is de abdijkerk steeds vrij te bezoeken, net als de shop.
Kom meer te weten over de strenge leefregels in de abdij
De abdij zou in de 12e eeuw gesticht zijn door Cisterciënzers (een orde opgericht door Bernardus). Ze is een toonbeeld van de bouwstijl voor deze orde. Het klooster moest bijvoorbeeld van een lichte steensoort gemaakt worden en versieringen waren verboden. Zelfs de pijen van de monniken mochten niet versierd zijn.
Het leven in het klooster was zeer streng en was eigenlijk onmenselijk. De monniken sliepen op hun britsen in een gemeenschappelijke slaapzaal. Ze mochten zes tot zeven uur slapen en werden dan gewekt voor de koordienst in een onverwarmde kerk. Zuiverheid, reinheid en stilte vervulden het gebouw. Van Pasen tot half september at men tweemaal per dag. De rest van het jaar kreeg men één maaltijd per dag. Ontbijt was er niet. De monniken werden gemiddeld achtentwintig jaar oud, naar men verhaalt.
In de eetzaal kwamen de religieuzen zwijgend binnen, ze baden lang en hardop voor ze gingen zitten en luisterden naar wat werd voorgelezen. Enkel in de stookruimte van het klooster was het verwarmd. Ze konden er een korte tijd blijven om hun pij te drogen of hun schoenen in te vetten. De monniken en lekenbroeders leefden volledig gescheiden van elkaar. Er was een kleine kloosterbibliotheek die enkel door de monniken bezocht mocht worden. De lekenbroeders mochten geen boek lezen. Het enige dat ze kenden was het 'Onze Vader', het credo en een paar gebeden die ze moesten zingen. Niemand van de bewoners mocht een boek schrijven zonder de toestemming van het generaal kapittel.
Aan de kloosterlingen die op proeftijd waren, werd geen les gegeven omdat de ontwikkeling gepaard zou kunnen gaan met diep nadenken over de werkelijke zin van het leven. De Cisterciënzers waren de beste landbouwers, viskwekers en veefokkers. Ze waren ook de besten in het ontginnen van onvruchtbare woestenijen in de Middeleeuwen. Na een korte periode zonder monniken is er sedert 1988 opnieuw een kleine gemeenschap. Zij staan in voor het onderhoud van de bezienswaardigheid, de liturgie en ontvangst van de gasten. Ze leven nog steeds volgens de regels van de Cisterciënzers en halen hun inkomsten voornamelijk uit de verkoop van lavendel en honing.