Een eerste elektrische draadversperring bestond reeds eerder, halfweg 1915 ten zuiden van de toen nog afzonderlijke gemeenten Hamont en Achel. Daardoor bevonden de gemeenten zich in een soort niemandsland. Tot de zomer van 1916 dus toen de Duitse bezetter hier een stokje voor stak. De Doodendraad liep vanaf het Drielandenpunt in Vaals tot aan de Belgische kust. Je kan je inbeelden wat voor een verschrikkelijke taferelen zich hier hebben afgespeeld. Op de strook bij Hamont-Achel zouden 17 personen de dood gevonden hebben bij deze Draad.
Cijfers zijn bekend dat er over de ganse lengte van deze ‘grens’ meer dan 1000 slachtoffers moeten gevallen zijn, de meeste gewone burgers. Het klinkt onwaarschijnlijk maar veel meer duizenden, naar verluidt zelfs 20 000 mensen, slaagden erin om heelhuids de versperring door te komen. Zo werd bijvoorbeeld gebruik gemaakt van een raamwerk van rubber om er veilig door te geraken, zelfs slaagden sommigen erin met … een polsstok naar Nederland te springen.
De versperring werd bewaakt door oudere, soms gewond geraakte Duitse militairen.
Ingenieuze constructie
De constructie bestond meestal uit 5 of 7 rijen ijzerdraad op houten palen van wel 2 meter hoog. Tussen de draden was er een opening van zowat 30 centimeter. De onderste draad was op 25 centimeter van de grond gespannen. Er stonden drie rijen naast elkaar, de buitenste dienden ter afschrikking. Op de middelste zaten porseleinen potjes die dienden als isolatoren. Op de draad zat een hoogspanning van liefst 2000 volt wisselstroom, vergelijkbaar met de impact van een blikseminslag. Elke 50 meter zorgde een paal voor de voeding.
Vandaag is de Doodendraad een stille getuige van een eerder weinig gekend ‘wapen’ die de Duitsers inzetten tijdens de Groote Oorlog. Het was de geschiedkundige kring ‘De Goede Stede Hamont’, die het initiatief ertoe nam. Zij kregen hierbij de medewerking van het gemeentebestuur van Hamont-Achel.